fbpx

Ayomi

Hieronder volgt de schitterende vertelling dat Admiraal Oosterbroek speciaal voor de lancering van Bksy heeft geschreven. We zijn heel erg trots dat we het verhaal hier mogen publiceren. Of je er nu bij was en het zelf wilt nalezen, of dat je het nu voor het eerst ziet, ga er lekker voor zitten.

Hier volgt het verhaal van Ayomi.

 

Admiraal Oosterbroek
Admiraal Oosterbroek vertelt het schitterende verhaal van Ayomi.

 

Ayomi

Ik mag je voorstellen aan Ayomi: hoofdpersoon van dit verhaal. Ze droeg haar ravenzwarte haar in een dikke vlecht en miste een vinger aan haar rechterhand.

Ayomi woonde in Ooiland. Een vruchtbaar rijk in het zuidwesten van ons voorstellingsvermogen. De families in Ooiland hadden allemaal een eigen taak. Zo was er de familie Dracht, die het volk kleedde in bonte gewaden, de familie Remming, die erop toezag dat moderne ontwikkelingen uitbleven en de familie Schiphart, die boottochtjes voor de kust verzorgde. Dat was geen populair tijdverdrijf – Ooilanders waren snel zeeziek – maar eens per maand gingen ze het water op om de zaken eens van de andere kant te bekijken.

Een vreemdeling op bezoek in Ooiland had het spottend ‘Zooiland’ kunnen noemen, want het was er slordig. Hoewel Leiden er niet in de atlassen stond, was de uitdrukking ‘je er met een jantje-van-leiden van afmaken’ nationaal geaccepteerd en zelfs tot volkskunst verheven. Dat had een reden. Een heel goéde reden: de Ooilanders hielden van boeken. Tenminste zes uur per dag las het volk. Dat was bij wet bepaald en de Ooilanders deden dat met liefde. Kafka, Heeresma en Bouazza vonden er gretig aftrek.

De liefde voor lezen was zó sterk dat de doden werden begraven met een boek dat typerend was voor de overledene. Een prachtige traditie. Vraag je maar eens af welk boek dat in jouw geval zou zijn.

Geen Ooilander had zich echter gerealiseerd dat de boeken langzaam op zouden raken.

●●

Ayomi was dochter van het geslacht Weters, de familie die de hoogstnoodzakelijke kennis beheerde. Zij had de taak het verstrijken van de tijd bij te houden. Hiervoor had Ayomi een handige methode ontwikkeld: elke dag van de week droeg ze haar vlecht anders. Op maandag begon die links op haar hoofd en per dag vlocht ze het haar een stukje verder. Zaterdag was het minst prettig, want dan zat de klis voor haar ogen en moest ze op de tast de dag doorkomen.

Het was op zo’n zaterdag dat Ayomi onderweg ging naar Opa. Opa had zijn heup gebroken toen hij al lezend van een ladder viel. De lieve man kwakkelde al met zijn gezondheid en papa en mama vreesden dat hij er niet meer bovenop zou komen. Ter hoogte van het Kommaplein trof Ayomi neef Borik. Hij keek bezorgd. Binnen de familie Weters was Borik namelijk belast met het bijhouden van de hoeveelheden in Ooiland en zojuist had hij de telling van het aantal boeken afgerond. Nog maar achthonderdtweeëndertig boeken waren er over.

Het nieuws ging snel, maar geen Ooilander wist een oplossing. Bovendien werd denken daarover bemoeilijkt door een langdurige hittegolf. Binnen drie maanden lieten achthonderdeenendertig Ooilanders het leven. Veel daarvan waren zieke ouderen, maar ook een flink deel stierf van uitdroging tijdens eindeloos voorlezen. Want daartoe was het volk veroordeeld; op schaduwrijke plekken schoolden de Ooilanders samen en men las elkaar met droge tong voor uit de overgebleven werkjes. Om zo maximaal profijt uit hun uitstervende lievelingen te halen.

Toen er nog maar vierenzestig boeken over waren, poogde iedereen die ziek, zwak of ook maar misselijk was elk risico op sterven te vermijden. Extreem zwaarlijvigen lieten het werk over aan fittere familieleden en aten zoveel mogelijk om vitaal te blijven. Een muggenbult op de rug was in die tijd al reden om het tillen te laten. Een kapitein uit het geslacht Schiphart wist zijn overlijden zelfs drie weken voor zijn vrouw verborgen te houden.

 

Het was in de maand Voorherfst dat de opa van Ayomi op sterven lag. Er was toen in Ooiland nog maar één boek. Het knapste lid van de familie Dwelm brouwde een sterke kruidendrank om Opa nog wat op te peppen.

Op een scharlaken kussen naast zijn sterfbed lag het laatste boek. Honderd jaar eenzaamheid van Gabriel García Marquez. Ayomi hield Opa’s klamme hand vast en las haar stervende grootvader voor. Slechts zijn hart en woorden klopten nog; af en toe lispelde hij wat wijsheden. Het was tijdens de voorlaatste zin dat Opa in Ayomi’s hand kneep en haar toefluisterde:

“Knip dit laatste boek tot letters en geef iedereen één letter…”

Het was zijn laatste wijsheid. Opa vloeide naar het Hiernamaals en naast zijn afkoelende lijf knipte Ayomi het boek tot losse letters. Op Opa’s witte tong plakte ze liefdevol de hoofdletter A.

 

Hoewel verheugd door Opa’s oplossing, was het volk van slag. Dat gold ook voor de natuur. Het was Voorherfst, maar het bruine blad van de bomen werd verdrongen door jonge knoppen en zaadlobben knisperden aan verse planten.

Wat geen mens wist, was dat ook een andere natuurwet veranderde: sterven was niet meer voorbehouden aan ouderen en zieken, maar ging voortaan op alfabetische volgorde van de letter die iedere Ooilander bij zich droeg. Rondom Opa’s begrafenis werd dat merkbaar. Alle baby’s, bejaarden en pubers met de A lieten het leven. Tijdens de droeve graftocht van Opa probeerde een van de dragers de Q van de drager voor hem te ontfutselen. Hij struikelde, de kist kantelde en de stijve opa van Ayomi rolde een greppel in. Dat is natuurlijk gênant, maar iedereen die na zijn twaalfde nog in zijn broek heeft gepoept, weet dat je van iets gênants niet doodgaat. En in het geval van Opa had dat ook geen verschil gemaakt.

●●

Er brak chaos uit in Ooiland. Eerst ontstond er een levendige ruilhandel in letters, maar toen zelfs de meest suïcidale boekenliefhebbers waren heengegaan, braken er gruwelijke slachtpartijen uit. In doodsangst roofde men elkaars karakters. Ruziënd trokken de Ooilanders elkaar de haren uit, tot iedereen kaal was. Behalve Ayomi. Niemand dorst haar kalendervlecht aan te raken. Daarin vlocht ze stevig haar letter: de Z.

 

Zoals iedereen die druk bezig is met wat er binnen gebeurt met z’n rug naar het raam staat, zo dacht ook het volk niet aan hoe het aan de andere kant van het sterven zou zijn. Daarover waren natuurlijk geen gegevens beschikbaar. Maar wij mogen er heel even kijken.

Daar, in het hemelse, was het goed. Het haar van de nieuwelingen groeide er weer snel aan. Er waren boeken te óver en men leende ze van harte uit.

Uit fonteinen vloeide wijn en de straten waren bedekt met lange tafels vol heerlijk voedsel. Kippen wandelden er vrijwillig naar de braadpan, ontdeden zich van hun ingewanden en trokken zelfstandig hun verenpak uit. Noten kraakten zichzelf en citrusvruchten wrongen zich uit boven je glas. Zélfs de repen chocola van Tony Chocolonely hadden even grote stukjes. Het was er hemels.

 

Door de weinige lichaamsbeweging – men zat immers onafgebroken te lezen – en de overdaad aan voedsel werden de Hemelingen steeds zwaarder. En logischerwijs de hemel ook. Zo kwam het dat het uitspansel langzaam naar beneden zakte. De horizon werd steeds nauwer en de zon moest zich, als een munt door de gleuf van een automaat, door de lucht wringen om onder te gaan.

 

Toen er nog maar honderddrie Ooilanders in leven waren, drukte de onderkant van de hemel al op het haantje van de kerktoren. Bij de zeventig kraakte het gewicht de daken van de huizen en toen Ayomi nog maar twee gesprekspartners overhad, moest ze bukkend door het leven.

Na het begraven van de een-na-laatste Ooilander ontbond Ayomi haar vlecht; er was nu niemand meer die haar vroeg welke dag het was. In haar viervingerige hand klemde ze haar letter.

●●

De aarde was verworden tot smoezelige kruipruimte van de hemel: ratten en motten kropen driftig door de drukkende lucht. Het loof van de laatste bloemen en struiken verslapte tot spinrag.

 

Op handen en knieën kroop Ayomi tussen de afvoeren en leidingen van de hemel door. ’s Nachts zag ze de sterren vlakbij branden; het was het licht dat door de kiertjes in de hemelvloer scheen.

Het uitspansel hing nu zo laag dat Ayomi slechts naast een rotsblok nog overeind kon zitten. Ze probeerde haar letter te lezen, maar kon de aandacht er niet bijhouden. Ze piekerde over haar benarde situatie. Huilend en in paniek zond ze een krachtig schietgebed naar de hemel. De luchtstroom van dat gebed was zó sterk dat één traan werd meegezogen: gelanceerd naar de naderende hemel. En die traan was de druppel. Die druppel gaf de hemel het laatste beetje gewicht om op aarde te landen. Met de elegantie van een vlezige en voluptueuze vrouw zakte de hemel op het aardoppervlak.

Het rotsblok liet de vloerplanken van het Hiernamaals knappen en het volle licht scheen rijk op Ayomi. Haar voorvaderen trokken het meisje op en ze werd met loftuitingen verwelkomd.

De boeken werden opzij gelegd, tafels en stoelen aan de kant en de Ooilanders vierden een wulps feest. Ze waren in de wolken; het was hemel op aarde.

 

En ze lazen nog lang en gelukkig.